toen
De eerste geschreven vermelding van deze watermolen dateert uit 1526. Oude feodale wetten bepaalden dat stromend water en wind (natuurlijke krachtbronnen) toebehoorden aan de vorst. Deze leende het gebruik ervan uit aan de heer van het dorp. De boeren uit de streek waren verplicht hun graan te laten malen op de molen van hun heer. De molenaar, die als knecht of pachter in dienst stond van de heer, kon zo bij elke maalbeurt de belastingen in natura uit de meelzak van de boer in de meelzak van de heer scheppen. Omdat rivieren in onze Kempen slechts een gering verval kennen, wordt het rad van watermolens meestal onderaan aangedreven. Daarom spreekt men van een onderslagmolen.
Net als het kasteel van Tielen werd de watermolen eeuwenlang vererfd. In 1918 kocht molenaar Fik Dionys de molen met woonhuis, paardenstal en bakhuis. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog sloeg de landbouw nieuwe wegen in. Het molenaarsvak werd onrendabel. In 1981 overleed Louis Dionys, de laatste molenaar.
De molen werd opnieuw verkocht en liefelijk gerestaureerd. Het molenhuis is vermoedelijk gebouwd in 1681. Let op de typische korfboog boven de deur.
nu
De watermolen is privaat eigendom.